Programma reis Polen
Herman en Annelies van Rens
U gaat deelnemen aan een reis naar Auschwitz en omgeving. Hieronder informatie over het programma.
De reis zal worden voorafgegaan door een voorlichting, tevens kennismaking met de deelnemers. Daarover sturen wij u nader bericht.
U kunt dit stuk op twee manieren lezen. Bij snelle lezing van de vetgedrukte stukken krijgt u globale informatie over doel en programma. De rest van de tekst geeft achtergrondinformatie.
Doel van de reis:
- Een wetenschappelijke en meer volledige indruk krijgen van het hele ‘project-Auschwitz’. Auschwitz was méér dan een vernietigingskamp voor Joden. Veel mensen die naar Auschwitz reizen, zien daar deels de verkeerde dingen en in ieder geval is het beeld onvolledig.
- De reis is tevens een herdenkingsreis. De grootste groep Limburgers vertrok met het transport van 28 augustus 1942 uit Westerbork. Dat was in meerdere opzichten een bijzonder transport met een eigen geschiedenis. Wij staan stil bij de plaatsen waar veel Limburgers geleden hebben en zijn vermoord. Door onze bijzondere relatie met de slachtoffers van de selecties in Cosel zal deze gebeurtenis een grote plaats innemen tijdens deze reis.
Toelichting 1. De Holocaust of Shoah is meer dan alleen Auschwitz.
In het vernietigingskamp Auschwitz zijn vanaf het voorjaar van 1942 het onvoorstelbaar grote aantal van een miljoen Joden en tienduizenden Sinti en Roma vermoord, naast tienduizenden Poolse niet-Joodse burgers. Echter, toen de gaskamers van Auschwitz in bedrijf werden gesteld, was op andere plaatsten in Europa de moord op de Joden al in volle gang. Twee grote moordprocessen begonnen vroeger dan Auschwitz:
- Vanaf 22 juni 1941 werden in het gebied van de bezette Sovjet-Unie bijna twee miljoen Joden vermoord, merendeels niet met gas, maar met kogels. Over deze Holocaust by Bullets kunt u lezen in het artikel elders op deze website. Wij zullen op de eerste dag van onze reis aandacht hieraan besteden door het voorlezen van een getuigenis.
- Vanaf maart 1942 werden in het bezette deel van Polen, het Generalgouvernement, anderhalf miljoen Joden met koolmonoxide vergast in de gaskamers van Bełżec, Sobibór en Treblinka. In de genoemde kampen vond nauwelijks een selectie plaats, zoals in Auschwitz. De aangevoerde Joden gingen meestal allemaal direct naar de gaskamer. Om ook aan deze Operation Reinhard aandacht te geven, bezoeken wij Krakau, een der voornaamste steden van het Generalgouvernement.
Toelichting 2: ‘ Auschwitz’ was een ‘totaalproject’ met meerdere functies.
De nazi’s hadden met Auschwitz drie doelen:
- Auschwitz werd een centrum voor de ‘verduitsing’ (Germanisering) van in 1939 geannexeerde gebieden in Opper-Silezië. Polen en Joden moesten vertrekken, om plaats te maken voor (Volks)duitsers. (Deze positie deelde Opper-Silezië met West-Pruisen, de regio rondom Danzig en met de Warthegau rondom Lodz. Dit wordt voorafgaande aan de eerste dag uitgelegd aan de hand van een kaartje.)
- Auschwitz werd het centrum voor de economische exploitatie van Opper-Silezië (1940-41): de stad lag in een vruchtbare streek, te midden van een mijngebied en met goede verbindingen per spoor, over de weg en over het water. De eerste Duitse industrie was de DESt (Deutsche Erd- und Steinwerke): zand- en grindwinning voor de bouw in Silezië. Auschwitz werd ook een agrarisch onderzoeks- en productiecentrum. Het werd daarnaast vooral vestigingsplaats voor zware en chemische industrie (IG Farben). In dit project paste exploitatie van dwangarbeid, aanvankelijk van ‘gewone’ gevangenen, later van Joden.
- Auschwitz werd vanaf maart 1942 het centrum voor de uitroeiing van de Joden uit Duitsland en zijn geannexeerde gebieden, West-Europa, Tsjechië , Slowakije, Griekenland en Hongarije, nadat daartoe in december 1941 was besloten. Ook werd Auschwitz verzamelplaats voor de verdrijving en uitroeiing van Roma en Sinti.
Tussen de drie doelstellingen vond ‘kruisbestuiving’ plaats. Behoefte aan woningen voor Volksduitsers versnelde de vervolging van de Joden. Vestiging van Duitsers vroeg om economische ontwikkeling. De economie vroeg om meer (Joodse) dwangarbeiders. Een grote toename van de behoefte aan dwangarbeid in 1944 versterkte de behoefte om versneld de Joden uit Hongarije te deporteren (Uit 448.000 gedeporteerde Hongaarse Joden werden 120.000 arbeiders geselecteerd).
Toelichting 3. De Limburgse Joden en de deportatie van 28 augustus 1942:
Hiervoor verwijzen wij naar ons boek ‘Vervolgd in Limburg’, blz 120. Zie ook het artikel ‘Vervolgd in Limburg’ elders op deze website.
Beschrijving van het reisprogramma
——
Dag 1.
Wij gaan met de bus van Venlo naar ons eerste hotel in Dresden. In Erfurt bezoeken we het museum bij de fabriek van de Firma J.A. Topf und Söhne, de ovenbouwer van Auschwitz en andere kampen.
Toelichting 4. Topf und Söhne
Het bedrijf J.A. Topf und Söhne in Erfurt bestond al sedert 1878 als een ontwikkelaar van hoogwaardige technieken op velerlei gebied. In het eerste jaar van de oorlog stond het bedrijf echter op de rand van een faillissement. Het werd gered door de SS, toen het de opdracht aanvaardde om efficiënte verbrandingsovens te ontwerpen en vervaardigen, waarin de vele vermoorde slachtoffers van de concentratiekampen moesten worden verbrand. Later voerde het opdrachten uit voor de productie van gasdichte deuren en ventilatiesystemen voor de gaskamers. Het bedrijf werd hiermee het symbool van de medeplichtigheid van het bedrijfsleven aan de massamoorden. De leiding van het bedrijf slaagde er na de oorlog in om, ondanks haar volledige kennis van het moordproces, alle schuld af te schuiven op de SS. Na de oorlog ging het bedrijf nog vele jaren verder in de DDR onder een andere firmanaam.
Dag 2.
We gaan van Erfurt naar Pirna. Daar bezoeken we slot Sonnenstein, één van de centra waar gehandicapten werden vermoord in het kader van de Euthanasieactie T4. Vervolgens rijden we door naar ons hotel in Katowice, waar we vier nachten zullen slapen.
Toelichting 5. T4, de Euthanasie-Aktion
Sonnestein in Pirna was één van de zes T4 ‘Tötungsanlagen’, waar onder het mom van ‘euthanasie’ verstandelijk en lichamelijk gehandicapten werden vergast met koolmonoxide (CO). (De vijf andere waren Grafeneck, Brandenburg, Hartheim, Bernburg en Hadamar). Door middel van officiële medische procedures werden in de periode oktober 1939 tot augustus 1941 ruim 70.000 mensen uit instellingen en ziekenhuizen gehaald. Artsen en verpleegkundigen waren in alle fasen van het proces ingeschakeld. De Aktion T4 (genoemd nar het adres van het centrale kantoor in Berlijn, Tiergartenstrasse 4) stond onder leiding van Karl Brandt, Hitlers persoonlijke lijfarts.
De motieven voor deze massamoord waren talrijk. Op de eerste plaats werd in het begin van de 20e eeuw in de hele westerse wereld ‘euthanasie’ als een humane oplossing beschouwd om gehandicapten uit hun lijden te verlossen. Voor de nazi’s kwamen daar economische motieven bij: verminderen van de zorgkosten en het verwijderen van niet-productieve eters uit de samenleving. Vooral was euthanasie echter een maatregel in het kader van de sociaal-Darwinistische ideologie om het ras te zuiveren van slechte ‘genen’ (rassenhygiëne).
Vooral door protesten van de Katholieke Kerk (Mgr. Von Galen van Münster) werd de Aktion T4 in augustus 1941 door Hitler gestopt. Veel van de leiders en organisatoren van T4 werden overgeplaatst naar de Operation Reinhard in Polen en kregen daar de leiding bij het vermoorden van 1.5 miljoen Joden in Belzec, Sobibor en Treblinka.
De Aktion T4 was niet de enige ‘euthanasie-activiteit’ door de nazi’s. Vóór de start van T4 executeerden speciale Einsatzkommando’s van de SS tienduizenden gehandicapten die zij aantroffen in instellingen in Polen, en – gelijktijdig met T4 – in Rusland. Nadat de Aktion T4 door Hitler was beëindigd, ging de moord op gehandicapte kinderen door in 30 speciale kindercentra. Hier werd gebruik gemaakt van een overdosis slaapmiddelen. De zes Tötungsanlagen van T4 bleven tot het einde van de oorlog in gebruik als gaskamers voor gevangenen in concentratiekampen en dwangarbeidskampen die arbeidsongeschikt waren geworden. Dit gebeurde onder de codenaam Aktion 14f13. In dit kader werden honderden Nederlandse Joodse jonge mannen, die in februari 1941 in Amsterdam bij een razzia waren opgepakt en overgebracht naar Mauthausen, vermoord in de gaskamer van Hartheim.
In totaal werden tussen 1939 en 1945 300.000 mensen vermoord onder het mom van euthanasie.
—-
Dag 3. Rondrit rond Auschwitz.
Op deze dag maken we met de bus een rondrit vanuit Katowice naar de omgeving van Oswiecim (Auschwitz), Zator en Monowitz. Tijdens meerdere stops krijgt u ter plekke uitleg. Afstand: totaal 120 km.
Doel van de rondrit is om in de omgeving de drievoudige functie van het Auschwitz-complex te laten zien en begrijpen. De eerste stop is de brug over de rivier de Wisla.
Toelichting 6. De geografische situatie van Auschwitz en omgeving
Om Auschwitz en omgeving te kunnen plaatsen in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog is het van belang inzicht te hebben in de ingewikkelde historische geografie van de regio Silezië, op de steeds wisselende grens van Duitsland en Polen. Ter illustratie wordt een kaartje uitgedeeld. Van west naar oost:
- Neder-Silezië (met de grote stad Breslau, tegenwoordig Wrozlaw) is altijd Duits geweest; pas in 1945 bij Polen gevoegd.
- West Opper-Silezië (met Gleiwitz en Cosel) altijd Duits geweest; in 1945 bij Polen gevoegd.
- Oost Opper-Silezië, westelijke helft (rond de stad Katowice) oorspronkelijk Pools, bij de Poolse Delingen eind 18e eeuw Duits, in 1918 gevoegd bij de nieuwe staat Polen, in 1939 geannexeerd als integraal deel van het Reich, in 1945 bij Polen.
- Oost Opper-Silezië, oostelijke helft (met Sosnowiec en Oswiecim (Auschwitz)), in de Nazitijd aangeduid als ‘Oststreifen’: deel van Koninkrijk Polen, bij de Poolse Delingen in de achttiende eeuw bij Oostenrijk gekomen, in 1918 gevoegd bij de herrezen staat Polen, in 1939 geannexeerd als integraal deel van het Deutsche Reich. Dit gebied, dat nooit eerder Duits was geweest, was interessant voor de Nazi-staat omdat dit het belangrijkste mijnbouw- en industriegebied was van de regio.
- Centraal Polen (Krakau, Radom, Warschau, Lublin) was ook de kern van het oude Poolse koninkrijk, dat in de tweede helft van de achttiende eeuw bij drie achtereenvolgende Poolse Delingen werd verdeeld tussen de grootmachten Rusland, Pruisen en Oostenrijk. Werd in 1918 opnieuw de kern van het herrezen Polen. In 1939 door nazi-Duitsland bezet, maar niet geannexeerd. Als bezet gebied bestuurd door Hans Frank onder de naam Generalgouvernement. In dit deel van Polen vond Operation Reinhard plaats en werden Joden vermoord in Treblinka, Sobibór, Bełżec en Majdanek, niet in Auschwitz.
- Oost-Polen (Vilnius, Białystok, Brest, Lwow). De oostelijke helft van Polen werd in september 1939 bezet door de Sovjet-Unie, als voortvloeisel uit het beruchte Molotow-Von Ribbentrop verdrag tussen Hitler en Stalin. Bij de inval van Duitsland in de Sovjet-Unie in juni 1941 werd het gebied veroverd door Duitsland. De stad Białystok en omgeving werd geannexeerd als deel van de Duitse provincie Oost-Pruisen. De regio Galicië rond de stad Lwow werd als vijfde provincie gevoegd bij het Generalgouvernement. De rest van Oost-Polen kwam bij de twee bezette gebieden, Reichskommissariat Ostland en Oekraïne. De op de Sovjet-Unie veroverde delen van Polen werden, evenals de rest van de bezette delen van de Sovjet-Unie, het werkterrein van de Einsatzgruppen, die anderhalf miljoen Joden met kogels vermoordden aan de rand van massagraven (Holocaust by bullets).
Wij bezoeken de stad Oswiecim (Auschwitz): het Marktplein en stadhuis. Het oude plein is in de oorlog gerenoveerd naar een classicistisch ontwerp van de Duitse Nazi-architect Stosberg. Auschwitz was tot 1941 een in meerderheid Joodse stad, die snel moest worden ‘geariseerd’ en tot bloei gebracht. Wij lopen naar de plaquette voor de gedeporteerde Joden van Oswiecim, die staat tegen de verbouwde oude synagoge. We passeren daarbij de Dominicanerkerk. In de verte het kasteel van Oswiecim bij de brug over de Sola.
Toelichting 7. De stad Oswiecim (Duits: Auschwitz)
Auschwitz werd in 1270 gesticht door Duitse kolonisten en leden van de Duitse Orde, een Kruisvaardersorde. Van 1316 tot 1327 was het de hoofdstad van een autonoom Hertogdom Auschwitz. Het kasteel aan de Sola herinnert hieraan. In 1327 kwam het bij het Heilige Roomse Rijk onder het bestuur van de keizer van Wenen. De Duitse boerenbevolking vertrok in de late Middeleeuwen, de tijden van pest, hongersnood en oorlog. Duitsers werden vervangen door Polen. In 1566 werd het nu sterk verarmde Auschwitz een deel van het machtige koninkrijk Polen-Litouwen en kreeg het de naam Oswiecim. Het Poolse Rijk ging te gronde in de achttiende eeuw, toen het land in drie achtereenvolgende delingen werd opgeslokt door de buurstaten Rusland, Pruisen en Oostenrijk. Bij de Eerste Poolse Deling van 1771 kwam Oswiecim bij Oostenrijk, waar het werd ingedeeld bij de Poolstalige provincie Galicië. De rest van Silezië ging deel uitmaken van Pruisen.
Pruisisch Silezië ontwikkelde zich tot een welvarend industrie- en mijngebied. Oostenrijks Galicië verarmde. Oswiecim was hierop een relatieve uitzondering. Er groeide een kleinschalige agrarische industrie, vooral alcoholdestilleerderijen. Maar de voornaamste bron van inkomsten was het feit dat het aan de grens lag van het welvarende Duitse Silezië. Honderdduizenden illegale (Joodse) emigranten en eveneens deels illegale seizoenarbeiders uit Galicië probeerden hier vanuit Galicië binnen te komen in Duits Silezië. Oswiecim werd een centrum van smokkelarij, criminaliteit en mensenhandel. De Oostenrijkse regering bouwde een complex van stenen en houten barakken, enerzijds om de vele illegale emigranten tijdelijk te kunnen opvangen, anderzijds als een post van de militaire politie, die vat moest proberen te krijgen op alle illegale activiteiten in het stadje. Dat was het begin van wat later het concentratiekamp werd.
Na 1918 kwam Oswiecim bij het herrezen Polen. De genoemde barakken werden toen gebruikt als kazerne van het Poolse leger en voor de opvang van etnisch Poolse vluchtelingen die weg wilden uit het district Teschen, dat na de Eerste Wereldoorlog was ingedeeld bij Tsjecho-Slowakije.
Oswiecim was in 1939, toen de Duitsers het annexeerden bij het Reich, een stad met 13.000 inwoners, van wie 65 % Joden. De stad moest een ‘nieuwe Duitse modelstad’ worden. De stad en haar centrum werend bouwkundig vernieuwd door nazi-architecten (onder meer Hans Stosberg, die het marktplein moderniseerde). De Joden die in Auschwitz woonden, in het gebied tussen de rivier de Sola, het kasteel, de Dominicanerkerk en het Marktplein, werden in maart-april 1941 gedeporteerd naar getto’s in de Silezische steden Bendzin en Sosnowiec. Vanuit de getto’s werden in 1941-42 de arbeidsgeschikte mannen en vrouwen ingezet voor dwangarbeid in de Joodse werkkampen van Organisation Schmelt, waar we later uitvoerig op terugkomen. De niet-arbeidsgeschikten werden in 1942 en 1943 ‘teruggebracht naar hun woonplaats’, naar de gaskamers van Auschwitz. Een zeer indrukwekkende beschrijving vindt men in: Mary Fulbrook, Een kleine stad bij Auschwitz.
De eerste Volksduitsers die er zich vestigden, gingen wonen in Joodse woningen. Daarnaast waren er grote nieuwbouwprojecten; de stad groeide in korte tijd tot 45.000 inwoners, vaak Duitsers afkomstig uit ‘Oostgebieden’ (onder anderen de Baltische staten, Wit-Rusland en Oekraïne, Heim ins Reich). Er werd begonnen met de bouw van een groot chemisch concern IG Farben. Tevens ontstond moderne grootschalige landbouw in het gebied ten westen van de stad. Poolse boeren werden uit hun boerderijen verdreven om plaats te maken voor Duitsers.
Wij rijden met de bus van Auschwitz naar Station Dwory. Hier, en op het afgebroken stationnetje Kruki, kwamen tot 1943 dwangarbeiders voor IG Farben aan vanuit het kamp Auschwitz.
Op weg naar Dwory en terug rijden we door het grote industriegebied van IG Farben. Hier zijn resten te zien uit de oorlog, al worden die in snel tempo gesloopt. Doel van dit grote industriecomplex was de productie van kuntsmatige rubber (buna) en olieproductie uit steenkool. Er was ook een grote elektriciteitscentrale en een gasfabriek. Ook werd er springstof gemaakt voor wapens in de Union Munition Works, waar vooral Joodse vrouwen werkten. (Zij wisten in 1944 een hoeveelheid springstof naar het kamp te smokkelen, waarmee op 7 oktober 1944 één van de gaskamers werd opgeblazen). Bij de bevrijding in 1944 waren de installaties voor buna en olie nog niet klaar, zodat er nooit een druppel synthetische olie of een gram rubber is geproduceerd. Het project had 700 miljoen RM gekost en tienduizenden doden.
Toelichting 8. IG Farben.
IG Farben was een farmaceutisch-chemisch industrie-kartel, in 1925 gevormd door fusie van Bayer (groot geworden door patent op aspirine in de periode van de Spaanse Griep op het einde van de Eerste Wereldoorlog), chemiebedrijf BASF (waar de hydrogenisatie van steenkool reeds werd toegepast), Agfa, Hoechst en een aantal kleinere bedrijven. In Duitsland waren geen oliebronnen. Het land had ook geen koloniën waaruit men rubber kon halen. Zowel olie als rubber waren van vitaal belang voor de oorlogsindustrie. Duitsland beschikte wel over veel steenkool. Door het chemische proces van hydrogenisatie was het mogelijk om uit steenkool kunstmatige rubber (buna) en motorbrandstoffen te maken. Dat gebeurde in de bedrijven van IG Farben. Het industriekartel ging intensief samenwerken met de nazi’s met het doel Duitsland onafhankelijk te maken van import van overzeese grondstoffen. IG Farben deed grote donaties aan de NSDAP. Joodse medewerkers werden al in een vroeg stadium ontslagen (o.a. chemicus Haber, die de stikstofbinding had ontwikkeld voor het bedrijf). IG Farben had meerdere grote vestigingen in Duitsland en in het zuidelijk deel van het industriegebied Blechhammer (Wij komen in het noordelijk deel van Blechhammer). Het kartel verwierf ook voor een spotprijs Joodse bedrijven in Oostenrijk na de Anschluss en in bezette landen. De verwerving van chemische bedrijven in Polen was een gunst in ruil voor de belofte dat IG Farben een sleutelrol zou spelen in de economische ontwikkeling van de te verduitsen Poolse gebieden. IG Farben was ook de producent van Zyklon B, blauwzuur, aanvankelijk een insecticide voor desinfectie van kleding.
Rond Auschwitz waren alle gunstige infrastructurele voorwaarden aanwezig voor de hydrogenisatie van steenkool:
- Steenkoolmijnen
- Zoutmijnen (zout of natriumchloride was nodig voor de productie van kunstmatige rubber)
- Kalkgroeven (kalk was nodig voor het hydrogenisatieproces)
- Twee rivieren (Wisla en Sola) leverden koelwater voor elektriciteitscentrales
- Spoorlijnen die de stad verbonden met alle belangrijke centra
- Er was een groot vlak terrein beschikbaar voor vestiging van fabrieken
- Duizenden woningen van verdreven Joden voor huisvesting van de eerste arbeiders
- Een reeds bestaand concentratiekamp voor goedkope arbeid. IG Farben vormde vanaf het begin een symbiose met de SS, die goedkope arbeid leverde.
- Ligging ver naar het oosten, waardoor het moeilijker te bereiken was voor geallieerde bommen
De eerste dwangarbeiders in het bedrijf waren Poolse politieke gevangenen en krijgsgevangenen uit Rusland en andere landen.
De bouw van Joodse uitroeiingsinstallaties (1942) vond pas plaats NA de start van de bouw der fabrieken van IG Farben (1940-41). Maar de rol van IG Farben in de Holocaust was groot:
- Wreedheid door medewerkers van IG Farben op de bouwplaatsen deed niet onder voor de gedragingen van de SS in Auschwitz en Birkenau
- Invloed op en deelname aan de selecties op het perron van Birkenau, waarbij IG Farben zorgde voor geschikte dwangarbeiders.
- Levering van Zyklon B, ook toen duidelijk werd waarvoor dit insecticide werd gebruikt.
- Sponsoring medische experimenten in Auschwitz voor de farmaceutische bedrijven.
Na de oorlog vond in Neurenberg het proces tegen de leidinggevenden van IG Farben plaats. Het tribunaal legde slechts milde straffen op aan de topmensen van IG Farben, in het licht van hun belang voor de wapenproductie tijdens de Koude Oorlog.
Om het industrieterrein heen lagen een tiental kampen voor buitenlandse contractarbeiders en dwangarbeiders, waarvan het grootste, Lager IV = Monowitz = Auschwitz III = Buna voor Joden was bestemd. Wij brengen een bezoek aan de plaats waar dit kamp heeft gelegen. Daar zijn enkele overblijfselen van het kamp nog aanwezig. Het huidige dorp Monowice ligt ongeveer op het terrein van Monowitz kamp. Er staat een monument waarop geen melding wordt gemaakt van Joodse gevangenen. Schuurtjes van dorpsbewoners zijn vaak gemaakt van kampbarakken. Tegenover het monument een boerderij, die de verbouwde kampkantine van de SS is. Een stuk verderop een grote bunker als schuilplaats voor SS’ers en personeel van IG Farben bij geallieerde bombardementen. Achter het monument door de struiken op een akker ligt een bunkertje uit 1944 met inscripties uit de kamptijd. Als we het straatje van Monowice aflopen zijn nog resten te zien van de kampomheining. Links van het straatje een stenen barak die dienst heeft gedaan als ziekenbarak. Rechts een ruïne van een gebouw dat mogelijk heeft gediend als plaats met latrines, mogelijk ook als stal.
Toelichting 9. Monowitz.
Tot het najaar van 1942 reisden dwangarbeiders voor de bouw van IG Farben dagelijks met de trein vanaf Auschwitz naar de stations Kruki en Dwory. Daar ging veel arbeidstijd mee verloren. Om tijd te besparen bouwde de directie van IG Farben in 1942 zijn eigen Joodse concentratiekamp Monowitz naast het terrein van IG Farben. De eerste gevangenen in oktober 1942 waren Poolse tegenstanders van het nazi-regime. Enkele honderden Duitse criminele gevangenen werkten er als zeer wrede kapo’s (prominente leidinggevende gevangenen). Zij bleven in functie, toen vanaf begin 1943 meer dan 90 procent van de gevangenen Joods was. 22.000 Joodse gevangenen zaten van 1942 tot 1945 in Monowitz (= Auschwitz III) opgesloten. Van hen overleden er bijna 2000 in het kamp en werden meer dan 10.000 arbeidsongeschikten naar Auschwitz of Birkenau gebracht, merendeels naar de gaskamer. Tekorten aan arbeiders werden steeds weer aangevuld vanuit selecties in Birkenau, waaraan medewerkers van IG Farben deelnamen. Op een en hetzelfde moment (begin januari 1945) zaten er ruim 10.000 gevangenen, allen mannen. Zij werkten aan de bouw van de fabrieken en werden op het werk aangestuurd en bewaakt door burgerpersoneel van IG Farben en de werkmeesters van de ingehuurde bouwbedrijven, samen met SS-ers. Daarbij vonden in extreme mate wreedheden plaats..
Monowitz werd in 1944 het ‘moederkamp’ (administratieve centrum) voor veel Nebenlager van Auschwitz (Warschau, Fürstengrube en andere kolenmijnen). In die tijd waren tienduizenden gevangenen ‘administratief’ gevangenen van Monowitz, ofschoon zij verbleven op een andere plaats.
Op 18 januari 1945 werd het kamp geëvacueerd. 800 zwaar-zieke gevangenen (onder wie Primo Levi) bleven achter. Zij werden aan hun lot overgelaten. Van hen overleden nog 300 mensen vóór de komst van de Russen of vlak daarna. Het is zeer de moeite waard om het boek van Primo Levi, ‘Is dit een mens?’ te lezen over de toestand in Monowitz).
Wij rijden vervolgens naar de Joodse begraafplaats in Zator.
Toelichting 10. Begraafplaats Zator.
Hier liggen in een massagraf de slachtoffers van het Joodse werkkamp Spytkowitz begraven. Dit is een ‘zijstraat’ tijdens deze rondrit. Eigenlijk behoren Spytkowitz en Zator bij het thema ‘Cosel’, maar vanwege de geografie bezoeken wij het vandaag. Spytkowitz was één van de meest beruchte kampen van Organisation Schmelt, waarover later meer. Er waren relatief veel Limburgers onder de 450 Joodse gevangenen. Het kamp is slechts enkele maanden in gebruik gebleven (15 okt 1942 – 16 jan 1943). De meerderheid van de gevangenen bezweek in die tijd, waaronder bewezen minstens 8 Limburgers uit het transport van 28 augustus 1942. Velen werden begraven op de Joodse begraafplaats Zator. Anderen werden ziek afgevoerd naar de gaskamer in Birkenau.
Vervolgens maken we een rondrit door het landbouwgebied bij de Sola: Onderweg passeren we de kampen Auschwitz I en Birkenau, die beide zijn gebouwd midden in dit landbouwgebied. Wij bezoeken nog bestaande tuinbouwkassen van de SS bij Rajsko. Wij komen door het dorp Harmeze (Harmensee) met voormalige viskweekvijvers en het dorp Brzezinka (Birkenau).
Toelichting 11. Landbouw rond Auschwitz.
Zowel Heinrich Himmler als kampcommandant Rudolf Höss hadden een opleiding als landbouwkundige. Ook agrarische ontwikkeling en voedselproductie voor het front en voor Duitse steden behoorden bij de doelstellingen van het Auschwitz-complex. In het vruchtbare landbouwgebied tussen de Sola en de Wisla bevonden zich de beide kampen Auschwitz I en Birkenau, maar ook zeven kampen voor dwangarbeiders in de landbouw in de dorpen Rajsko, Harmeze, Budy en Plawy. Er werden enkele grote landbouwbedrijven gesticht. Samen hadden die het karakter van een landbouw-proefstation, ter ondersteuning van de Duitse boeren die zich hier zouden vestigen. Gevangenen deden het werk op die bedrijven. De voorraden geproduceerd voedsel werden door Joodse kampbewoners van Birkenau verpakt en verzendklaar gemaakt in de Kartoffelbarakken op station Auschwitz. We bezoeken die tijdens de laatste excursiedag. .
In Rajsko kwam een modern glastuinbouwbedrijf. Er werden groenten verbouwd, maar ook werd er geëxperimenteerd met de kweek van een speciaal ras paardenbloem, de taraxacum coc-saghiz. Uit het sap van deze plant werd een product gewonnen waarmee de buna (kunstrubber) sterker en meer slijtvast kon worden gemaakt.
In Harmeze (Harmensee) kwam een groot pluimvee- en konijnenbedrijf. Ook werden door Joodse vrouwen in het moerassig gebied grote vijvers uitgegraven voor de teelt van consumptievis.
—-
Dag 4 Stammlager Auschwitz I
Vanuit hotel in Katowice naar (Museum) Auschwitz I. Daar geven wij in de ochtend een rondleiding buiten het kamp. Na de lunch bezoeken wij Museum Auschwitz (I). Hierbij hebben wij een gids van Auschwitz, maar wij zullen zelf zijn uitleg aanvullen.
Toelichting 12. Het concentratiekamp Auschwitz I.
Auschwitz was aanvankelijk een ‘gewoon’ concentratiekamp van het ‘type Dachau’. Het Stammlager Auschwitz (I) besloeg 6 hectare; het was gevestigd in voormalige Oostenrijks-Hongaarse kazernegebouwen. In 1940 werd het ingericht als kamp voor Poolse politieke gevangenen (16.000 mensen, grotendeels gearresteerd omdat zij een gevaar werden geacht door hun verzet tegen de verduitsing van Silezië). Vanaf najaar 1941 kwamen er 10.000 Russische krijgsgevangenen. Vanaf april 1942 kreeg Auschwitz in toenemende mate een rol in de vernietiging van Joden, maar het kamp behield daarnaast zijn functie van ‘gewoon’ concentratiekamp. Van 1940 tot 1942, toen Auschwitz in principe nog niet specifiek bedoeld was voor Joden, zaten er wel Joodse gevangenen uit Opper-Silezië, die een van de vele anti-Joodse maatregelen niet nauwkeurig hadden nageleefd. Vanaf april 1942 kwamen er treinen met Joden aan. Tot 16 augustus 1942 werden alle Joodse vrouwen opgesloten in Auschwitz I, omdat in Birkenau het Frauenlager nog niet gereed was. Op 16 augustus gingen de Joodse vrouwen over naar Birkenau (Ook de katholieke Joodse vrouwen uit Nederland die op 6 augustus werden gedeporteerd, het transport waartoe ook Edith Stein behoorde, zaten tijdelijk in Auschwitz I. Edith Stein zelf was nooit in het kamp omdat zij na aankomst meteen werd vergast). Block 10 was het ‘experimentenblock’, waar door de gynaecoloog Clauberg medische experimenten werden uitgevoerd op vooral Joodse vrouwen. Ook huisvestte Auschwitz I het kampziekenhuis, waar ook veel Joodse patiënten werden opgenomen en overleden. Verder verbleven in Auschwitz I Joden die op een of andere manier een bevoorrechte positie hadden: artsen, wetenschappers en goede sportlieden. De Maastrichtenaar Max Moszkowicz kwam in Auschwitz I omdat hij goed kon boksen, en op deze manier de SS-bewakers kon amuseren. In Auschwitz I zaten in totaal door de jaren heen 170.000 niet-joden en enkele tienduizenden Joden gevangen.
Buiten het kamp bezoeken we de Industriehof, het terrein waar de werkplaatsen stonden waar de gevangenen van Auschwitz dwangarbeid verrichtten. Wij beginnen op de bus-parkeerplaats van het huidige museum.
Toelichting 13. Industriehof.
Behalve in de landbouw werkten Joodse mannen en in mindere mate vrouwen in bedrijven die zich rondom Auschwitz, op de zogenoemde Industriehof, hadden gevestigd. Hier waren vooral eigen bedrijven van de SS, maar ook particuliere bedrijven. Het restaurant ‘del Papa’ staat op de plek van de fabriek die kamppalen produceerde. De huidige parkeerplaats voor autobussen was de plek van de timmerwerkplaatsen. Een van de gebouwen staat er nog. Juist achter het tweede spoorlijntje lopen we een kort stukje langs de rails naar rechts. Aan de rechterkant van de rails was de Schmiederei, de metaalfabriek die pas enkele jaren geleden is gesloopt en waar nu een groot hotel staat. Aan de linkerkant van de rails het gebouw van de centrale verwarming, waarmee SS-verblijven werden verwarmd. Dit gebouw is er nog. Daarachter was de Kohlenplatz voor opslag van kolen. En daar weer achter stond de eerste Kanadabarak, voor het sorteren en de opslag van geroofde bezittingen van de gevangenen, in de periode tot begin 1943. Het Kanada-kommando bestond uit gevangenen die assisteerden bij de selecties op het station van Birkenau en vervolgens hun bagage sorteerden en verpakten. (Canada was in de ogen van Polen en Duitsers een mythisch rijk land). In de Kanadabarak werden de goederen opgeslagen. Het Kommando werd begin 1943 verplaatst naar Birkenau (daar brengen we een bezoek aan de nieuwe Kanada-vestiging) en het Kommando kreeg daar ook de taak de Joden te begeleiden van het station of het perron naar de gaskamers.
Achter de plaats waar de Kanadabarak stond, komen de beide spoorlijntjes samen. Daar waren de werkplaatsen van DAW, de Deutsche Aufrüstungswerke. De DAW was een gigantisch bedrijf, eigendom van de SS, met vestigingen op vijftien locaties, vooral bij concentratiekampen. In 1940 was DAW gesticht om dwangarbeid van gevangenen economisch rendabel te kunnen maken. De onderneming groeide uit tot 18.000 dwangarbeiders en een jaaromzet van 23,2 miljoen Reichsmark. De vestiging op de Industriehof bij Auschwitz dateert van maart 1941 en groeide snel. In 1944 werkten er 4.000, vooral Joodse, gevangenen. Deze produceerden in hun werkplaatsen houten bouwmaterialen, ramen, deuren en meubels, die meestal weer werden afgenomen door de SS Zentrale Bauleitung. De directie van DAW kreeg de leiding bij bouwwerkzaamheden en hield toezicht op bouwprojecten. Later vestigde DAW bij Auschwitz ook mechanicabedrijven, een productiebedrijf voor houtskool, een reparatiewerkplaats voor militaire voertuigen, een fabriek voor de productie van vliegtuigonderdelen en textielbedrijven met vooral vrouwelijke werknemers. Ook werden in de werkplaatsen van DAW onderdelen vervaardigd voor de bouw van de crematoria van Birkenau.
Op de Industriehof, ongeveer een kilometer verwijderd van het kamp, staat nog steeds het gebouw van een voormalige vestiging van Krupp staalfabriek.
Tegenover de plaats waar we het tweede spoorlijntje zijn overgestoken, lopen we naar links. Hier komen we op het perron dat de naam droeg van Polakkenrampe, via welk gevangenen aankwamen in het kamp en arbeiders (Joden en niet-Joden) vertrokken naar IG Farben, om vervolgens uit te stappen in Dwory of Kruki. Ook werden hier goederen voor de bedrijven af- en aangevoerd. Het spoor is vertakt in twee lijnen. De rails langs de Polakkenrampe splits af ter hoogte van de DAW-fabrieken en eindigt bij een goederenloods.
Toelichting 14. Drie perrons in Auschwitz:
- Polakkenrampe bij Auschwitz I. Vlak naast het Stammlager lopen twee sporen: het eerste is de doorlopende lijn die station Auschwitz verbindt met het terrein van IG Faben, en die dan doorloopt tot Krakau. Daarvan afgetakt is een rangeerspoor dat eindigt bij een goederenloods bij Auschwitz. Er langs een perron, de Polakkenrampe (‘Polenperron’). Hier kwamen gevangenen aan tot medio 1942, merendeels Polen en Russen, maar ook de eerste (Slowaakse en Silezische) Joden. Tevens opstapplaats voor arbeiders van IG Farben, in de richting van Dwory of Kruki. Ook goederen van en voor Auschwitz werden hier gelost en geladen.
- De (alte) Judenrampe buiten Birkenau, waar transporten met Joden arriveerden vanaf medio 1942 tot mei 1944
- De (neue) Judenrampe binnen Birkenau, gebruikt vanaf mei 1944
Aan de spoorlijn met de Polakkenrampe liggen vijf grote gebouwen: het hoofdkwartier van de SS, het verblijf van de officieren, het verblijf (kazerne) van de SS-manschappen, het theater waar hoogwaardige toneel- en cabaretvoorstellingen werden uitgevoerd en een pakhuis. In de beide eerste gebouwen is nu de middelbare school van Oswiecim gevestigd. In het tweede gebouw is een kleine expositie over de geschiedenis van de Holocaust ten behoeve van de scholieren. Aan de Polakkenrampe staat sinds 2016 een monument voor de Poolse verzetsman Witold Pilecki, die zich vrijwillig als gevangene in Auschwitz liet opsluiten om zijn kameraden in het verzet te kunnen vertellen wat er in het kamp gebeurde.
We steken de grote weg over in de richting van het kamp Auschwitz I. We laten het kamp aan de rechterzijde liggen en lopen door tot aan de rivier de Sola. Als we de hoek van het kamp bereiken, tegenover de Sola, staan we voor de villa van kampcommandant Rudolph Höss. Het is nu een privé-woning. Höss had huispersoneel uit het kamp, vooral betrouwbaar geachte Getuigen van Jehovah.
De villa van Höss maakt deel uit van de ‘Schutzhaftlagererweiterung’ (uitbreiding van het kamp), waar personeel van het concentratiekamp woonde. Het voormalig schoolgebouw voor kinderen van SS’ers ligt links van de weg langs de Sola.
Teruglopend richting kamp passeren we de woonwijk Pilecki, eveneens onderdeel van de ‘Schutzhaftlagererweiterung’, waar het lagere personeel woonde.
Wij gaan na de lunch het terrein van Museum Auschwitz binnen. Dit is het moeilijkste deel van de reis omdat het daar stampvol mensen kan zijn en gidsen soms niet doen wat wij willen.
Toelichting 15. Museum Auschwitz.
In 1947 gesticht als museum met informatie over zowel Auschwitz I als Birkenau. De tentoonstellingen over beide kampen lopen door elkaar en worden ook in de toelichting niet goed onderscheiden. Traditioneel lag het accent zeer zwaar op de 70.000 Poolse niet-joodse slachtoffers (de ‘politieken’) van Auschwitz I. Joden werden zelfs vaak niet eens vermeld als zodanig. In communistisch Polen bestond veel antisemitisme; na de Zesdaagse Oorlog van 1967 werden Joden zelfs weer in negatieve zin bestempeld onder de naam ‘Zionisten’ en beschouwd als Vijfde Kolonne van het imperialisme. Na 1968 zijn de Joden uit Polen vrijwel allemaal geëmigreerd. Pas na 1990 werden Joden vermeld als belangrijkste slachtoffergroep. Er kwam een toenemend aantal paviljoens dat aan de Holocaust is gewijd. Men moet zich echter realiseren dat de daar getoonde voorwerpen, foto’s en video’s grotendeels betrekking hebben op Birkenau.
Binnen het terrein van het Museum Auschwitz zien wij:
- Vóór het passeren van de ingang van het voormalige kamp:
– Het gebouw van de receptie van het museum was ook de plek waar gevangenen in de eerste oorlogsjaren werden ingeschreven. Hier moesten ze hun kleren inleveren en kregen ze een gestreept kampuniform. Kleren werden ontluisd, aanvankelijk met hete stoom, later met Zyklon B. De gevangenen werden kaalgeschoren en getatoeëerd met een nummer. Ook kregen zij een douche. Tijdens ons bezoek aan Birkenau zullen we terugkomen op de drie ‘Sauna-installaties’ die er in de loop der tijd waren in Auschwitz. Dit gebouw is één daarvan. Zie toelichting 26 (bij het programma van Birkenau).
– Tussen het gebouw van de receptie en de poort van het kamp (Arbeit macht frei) bevond zich in een grindgroeve de oudste executieplaats van gestrafte gevangenen.
– Links voor de poort is het kantoor van de dienstdoende commandant.
– Boven de poort de spreuk ‘Arbeit macht frei’. Deze spreuk werd aangebracht zowel boven de poort van Dachau als boven die van Auschwitz I, Monowitz en Gross-Rosen.
2. Na het passeren van deze poort zijn we in het voormalige concentratiekamp:
– Achter de poort rechts is de plaats waar het kamporkest vrolijke muziek speelde. De meeste leden van het kamporkest waren Joden. Dit redde soms hun leven.
– Rechts van de ingang bevindt zich de kampkeuken met daarvoor de Appelplaats.
– De barakken (Blocks) zijn genummerd. Tijdens de kamptijd waren die nummers anders. In het hierna volgende overzicht worden de nummers vermeld zoals die heden op de ingangsdeur van de barakken staan.
– De negen barakken (drie rijen van drie, respectievelijk nummer 22, 23, 24; 12, 13, 14; 1, 2, 3) aan de linkerkant van de weg die door het kamp van de ingang naar achteren loopt zijn de gebouwen die tot 1918 in gebruik waren als kazerne van de Oostenrijks-Hongaarse regering en na 1918 van het Poolse leger (zie toelichting 5). In 1941 zijn deze gebouwen met een tweede verdieping vergroot. In deze negen barakken werden in 1941 10.000 Russische krijgsgevangenen ondergebracht. Zij werden niet als krijgsgevangenen erkend en uitzonderlijk slecht behandeld waardoor vrijwel allen overleden.
Vanaf 1942 dienden barak 1 en 3 voor de sterilisatie van kleding met Zyklon B.
In Stammlager Auschwitz waren vooral mannen opgesloten. Uitzonderingen waren Block 10 (waarover later) en Block 24. Block 24, meteen links van de toegangspoort, was het kampbordeel (de ‘Puff’) voor bevoorrechte gevangenen (Kapo’s). De meisjes die er werkten waren voornamelijk Poolse gevangenen. Gedurende enkele perioden was er binnen het kamp ook een vrouwengedeelte: de Blocks 22 en 23. Tot augustus 1942 zaten hier Joodse vrouwen, omdat het vrouwenkamp in Birkenau nog in aanbouw was. In de nazomer van 1944 kwamen er Poolse vrouwen. Dit kampgedeelte was met prikkeldraad afgescheiden van de rest van het kamp.
– Links van de ingang, in de achterste rij barakken (de nummers 4 tot en met 11) hadden enkele gebouwen een zeer speciale functie.
Achter Block 6 is tegen de omheining nog steeds een waterbassin, bestemd als bluswater voor de brandweer. Er werd hier een trapje en een springplant toegevoegd, waardoor het geheel lijkt op een klein zwembad. Dit deden de nazi’s in meer kampen, om het kamp voor toeschouwers een vriendelijke indruk te laten maken.
Barak 7, 8 en 9 werden, na de liquidatie van het Zigeunerlager van Birkenau op 2 augustus 1944 (waarover later) bestemd voor Roma en Sinti, mannen zowel als vrouwen.
In Block 10 werden, op bevel van de beruchte arts Dr. Clauberg, medische experimenten uitgevoerd op vrouwen, vooral sterilisaties. Hier hebben diverse Limburgse vrouwen geleden en gewerkt (Schwester Marie, Marie Hertzdahl-Blumgarten uit Maastricht). Block 10, met de medische experimenten, maakte deel uit van de grotere ‘ziekenafdeling’ van het kamp, waartoe ook de Blocks 19 (in de middelste rij en 28 (in de voorste rij behoorden.
Blok 11 en de naastgelegen dodenmuur is de plek waar de communistische leiders steeds hun buitenlandse gasten mee naar toe namen. Hier werden Poolse politieke gevangenen gemarteld en geëxecuteerd. Het was ook een buitenvestiging van de SS-rechtbank van Katowice, bestemd voor buiten het kamp gearresteerde Polen. De rechtbank had gemiddeld twee minuten nodig om een doodvonnis uit te spreken. De mensen werden dan tegen de Dodenmuur geëxecuteerd. Tevens is het de plek waar de heiligverklaarde pater Maksimilian Kolbe werd gemarteld en vermoord. Hij had zich vrijwillig aangemeld als plaatsvervanger van een vader van vijf kinderen die zou worden geëxecuteerd als represaille voor de ontsnapping van een medegevangene. Nu is daar een katholiek pelgrimsoord. De kelder van blok 11 was de plaats waar voor het eerst in Auschwitz met Zyklon B mensen werden vergast (medio 1941). Het betrof een groep zieke gevangenen, en de vergassing werd betiteld als ‘euthanasie’.
– In de middelste rij barakken rechts noemden we al Block 19 als onderdeel van het kampziekenhuis. In de Blocks 20 en 21 (21 is het huidige Nederlandse paviljoen) woonden de ‘notabele’ gevangenen; artsen en verplegers en kapo’s.
– De voorste rij rechts begint met de grote centrale kampkeuken. Daarvoor is de Appelplatz en het galgenveld. Blocks 25 en 26 waren opslagruimten van goederen die van de gevangenen waren afgenomen. . Block 27 was het kampkleding-magazijn (‘Bekleidungskammer’). Block 28 maakte, zoals gezegd, deel uit van het kampziekenhuis.
- Buiten het voormalige concentratiekamp, maar binnen het museumterrein bevonden zich enkele belangrijke gebouwen:
– Rechts naast Block 21 (het achterste Block van de middelste rij) het voormalige ‘theater’. Dit was in gebruik als opslagplaats, onder meer van de voorraad Zyklon B. Na de oorlog was het tijdelijk klooster van de Zusters Carmelitessen, onder patronage van de in Auschwitz vermoorde Joods-katholieke zuster Edith Stein uit Echt. Dit klooster werd gesloten als gevolg van protesten uit Joodse kring; hiermee zou de Poolse katholieke kerk het slachtofferschap van de Holocaust opeisen. Dit temeer omdat de zusters dagelijks baden voor de bekering van de afgedwaalde zielen (de Joden dus).
– Links achter Block 12 in de middelste rij kan men via een poort in de kampomheining het voormalige concentratiekamp verlaten. Daar staat de galg waaraan kampcommandant Höss na de oorlog is opgehangen.
– Vandaar naar links bereikt men Krematorium I. Het gebouw is in eerste instantie gebruikt als crematorium voor gevangenen die in het kamp overleden. De lijkenkamer werd later gebruikt als executieruimte en nog weer later als gaskamer. Hier zijn 10.000 mensen vergast, vooral zieke Russische krijgsgevangenen, maar ook de eerste Joden uit Silezië. De gaskamer van Krematorium 1 is geheel in tact, en kan (in stilte) worden bezocht. Erachter bevinden zich crematoriumovens van firma Topf en Zn. uit Erfurt. De gaskamer was in gebruik tot begin 1943.
– Staande met de rug naar Krematorium I van rechts naar links drie gebouwen: de ziekenbarak voor de SS, het administratiekantoor en het hoofdkantoor van de SS. Het gebouw waar Poolse gevangenen werden verhoord stond achter Krematorium I, maar is afgebroken.
Toelichting 16. Acht vergassingsplaatsen in Auschwitz:
- De kelder van blok 11 in Auschwitz I: medio 1941, experimenten met vergassing van zieken met Zyklon B.
- Krematorium I in Auschwitz I: vergassing in de lijkenkamer van crematorium, Russische krijgsgevangenen en een (klein) aantal Joden, eind 1941 tot 1943.
- Das rote Haus en das weiβe Haus (of: Bunker I en II), in verbouwde boerderijen gelegen achter kamp Birkenau: alleen gaskamers. De lichamen werden begraven en later verbrand in de open lucht. 1942 tot eind 1943, en daarna weer opnieuw in mei tot augustus 1944.
- Vier crematoria: Krematorium II, III, IV en V: gaskamer annex crematorium gelegen bij kamp Birkenau, vanaf medio 1943 tot november 1944.
Hierboven vermeldden wij gegevens voor zover zij betrekking hebben op het voormalige kamp. De barakken zijn tegenwoordig ingericht als tentoonstellingsruimte. Het is ondoenlijk alle te bezoeken. Ieder maakt zijn eigen keus:
Block 4 en 5 bezoeken we samen. Ze bevatten een permanente tentoonstelling gewijd aan de Holocaust. Hier bevinden zich de indrukwekkende massa haren, schoenen, koffers, protheses e.d., die na de bevrijding werden aangetroffen in de Kanadabarakken van Birkenau.
Block 6 en 7, tentoonstelling gewijd aan het kampleven in Auschwitz I. Zwaar accent op Poolse politieke gevangenen.
Block 10, het experimentenblock van Clauberg is niet toegankelijk. De hierboven genoemde strafbarak Block 11 bezoeken we samen, tenminste wanneer de coronaregels dat toelaten. Tussen Block 10 en Block 11 de Dodenmuur, nationaal monument van Polen.
Block 13, gewijd aan vervolging van de ‘zigeuners’.
Blocks 15 tot 21 huisvesten exposities, ingericht door diverse landen. Blok 21 is Nederland.
Block 27 een wisselende thematische expositie over de Holocaust door Yad Vashem.
—-
Dag 5 Cosel en omgeving.
Rondrit door omgeving Cosel (Kozle), met stopplaatsen in Cosel, Sakrau (Zakrzow), Sankt-Annaberg (Gora Swietej Anny), Gogolin en Blechhammer (Blachownia). Lunch in Gogolin.
Toelichting 17. De selecties in Cosel
Cosel ligt in het deel van Opper-Silezië dat ook vóór de oorlog al Duits was. Een deel van de kampen er omheen lagen voor de oorlog in Polen en werden in 1939 geannexeerd door het Duitse Rijk.
SS-Oberführer Albrecht Schmelt was door Heinrich Himmler belast met de exploitatie van Joodse dwangarbeid in Opper-Silezië. Dwangarbeiders waren vooral nodig voor de aanleg van het baanvak Breslau-Gleiwitz van de nieuwe Reichsautobahn die Berlijn moest verbinden met Odessa in Oekraïne (de huidige autoweg A4/E40, waarover wij van Katowice naar Kozle rijden). Vrijwel alle vrije Duitse arbeiders waren opgeroepen voor dienst in de Wehrmacht. Schmelt moest de werkzaamheden aan het project voortzetten met Joodse dwangarbeid. Hij kreeg absolute macht over de Poolse Joden in Silezië. Hij richtte, geheel onafhankelijk van de SS, in 1940 de Organisation Schmelt op. De eerste dwangarbeiders in de kampen van Schmelt waren Joden uit het geannexeerde deel van Opper-Silezië. Voor de dagelijkse aansturing van de dwangarbeid maakte Schmelt gebruik van een ‘Zentrale’ onder de leiding van de ‘Ältestenrat der Juden’, de Oppersilezische Joodse Raad. De raad stond onder voorzitterschap van Moshe Merin die zich, evenals veel andere voorzitters van Joodse Raden, liet gebruiken als gewillig werktuig van de nazi’s bij de vernietiging van de Joden in zijn ‘ambtsgebied’.
De eerste kampen voor Joodse dwangarbeiders waren Reichsautobahnlager (RAL of RAB-Lager), gesitueerd langs het baanvak van de weg in aanbouw. Maar al snel werden Joodse dwangarbeiders ook uitgeleend aan industriële ondernemingen (wapenfabrieken, IG Farben, Krupp, mijnbedrijven) en aan de overheid voor de aanpassing van het spoorwegnet. Organisation Schmelt werd zo een groot arbeidsbureau voor Joodse slaven. Schmelt speelde daarin een vernieuwende rol. Hij was de eerste die dwangarbeiders niet meer in eigen dienst liet werken, maar hen voor een vast bedrag per dag verhuurde aan bedrijven. Bovendien voerde hij het systeem van ‘ziekenselecties’ in: wie niet meer kon werken, werd naar de gaskamers van Birkenau gestuurd. Er kwam een groot aantal (ongeveer 165) nieuwe kampen in Silezië en omgeving. De grootste van deze kampen was Blechhammer (Blachownia), waarover later meer.
Op die manier floreerde de organisatie, die al spoedig gebrek kreeg aan slaven. Dus vroeg en kreeg Schmelt toestemming van Himmler om 10.000 mannen te selecteren uit treintransporten die uit Nederland, België en Frankrijk op weg waren naar Auschwitz. In de periode van 28 augustus tot 10 december 1942 selecteerde Organisation Schmelt ongeveer 9600 Joodse mannen en jongens tussen 15 en 50 jaar in Cosel uit 39 treinen, die op weg waren naar Auschwitz. Zij kwamen uit Drancy en Pithiviers (Frankrijk), Westerbork (Nederland) en Mechelen (België). Van de 3400 Nederlanders onder hen kwamen 110 uit Limburg, van wie er 78 zaten in het transport van 28 augustus, het eerste Nederlandse transport dat op zijn weg naar Auschwitz stopte in Cosel, op 29 augustus 1942 in de namiddag om 5 uur.
Wij rijden over de autoweg A4 naar Kozle. Dit is de voormalige Reichsautobahn waarmee de Organisation Schmelt begon. Het goederenstation van Kedzierzyn-Kozle is de plek waar vanaf 28 augustus 1942 tot 10 december 1942 de ‘Cosel-transporten’ aankwamen. Op dit station zullen we een minuut stilte in acht nemen voor de slachtoffers. In 2016 konden wij hier een gedenkteken realiseren voor de 9600 West-Europese ‘Cosel-Joden’, van wie slechts 875 de oorlog hebben overleefd.
Daarna bezoeken wij een aantal kampen van Schmelt en het stationnetje van Gogolin.
Toelichting 18 De Schmeltkampen
De ‘RAL-kampen’ waren in de tijd van de Coseltransporten niet meer op de eerste plaats kampen voor dwangarbeiders aan de Reichsautobahn, maar zij fungeerden als ‘Durchgangslager’, voor de eerste opvang van de West-Europese Joden, van waaruit zij werden verspreid over de Schmeltkampen.
Durchgangslager Sakrau te Zakrzow bij Gogolin. Dit is het eerste kamp waar de Limburgers uit het transport van 28 augustus terechtkwamen. Van hieruit werden zij verspreid over werkkampen. Sakrau werd later ziekenkamp waar veel uitgeputte en zieke mannen werden aangevoerd vanaf station Gogolin, waar wij ook een bezoek brengen. Veel zieken overleden in Sakrau. Sakrau was slechts een klein kamp met 3 of 4 barakken. Het kampterrein is nu geheel overgroeid met bos. Achter het voormalige kampterrein is nog de zandgroeve, waar zand werd gewonnen voor het fundament van de Reichsautobahn. De meeste Limburgers gingen vanuit Sakrau naar het spoorwegkamp Spytkowitz. De vele doden van Spytkowitz werden begraven in Zator, waar wij zondag waren.
Durchgangslager Sankt-Annaberg te Gora Swietej Anny, is een voor Nederlanders belangrijk kamp waar ongeveer 40 procent van de mannen en jongens uit Westerbork, die in Cosel uit de trein zijn gehaald, naar toe zijn gebracht. Het kamp ligt nu in een katholiek bedevaartsoord in een prachtige omgeving. Behalve Durchgangslager had het kamp later de functie van ‘revalidatiekamp’ (Erholungslager). Vanaf zomer 1943 was hier het hoofdkantoor van de Organisation Schmelt gevestigd in het gebouw waar nu een museum is over de Poolse onafhankelijkheidsoorlog van 1918 tot 1920. Daar is door een medereiziger van onze groep, nabestaande van een der gevangenen van Sankt-Annaberg, in november 2016 een plaquette onthuld ter herinnering aan de kampslachtoffers.
Op de Joodse begraafplaats van Gogolin werden de Joodse mannen begraven die stierven in kampen rond Gogolin (Gogolin en Ottmuth). Zij liggen in een massagraf tussen vier oude bomen.
Op de Joodse begraafplaats van Gross-Strehlitz is een massagraf met de doden uit de drie meest oostelijke Durchgangslager, Niederkirch, Sankt-Annaberg en Sakrau.
Blechhammer was het grootste kamp van Organisation Schmelt, waar vanaf 1943 de meeste overlevenden van de Coseltransporten terechtkwamen. Er was een hydrogenisatiefabriek van steenkool voor de productie van synthetische benzine gevestigd: de Oberschlesische Hydrierwerke. De omheining en het crematorium uit die tijd zijn intact. Spoorlijnen naar de fabriek lopen langs het kamp. Ook ziet men nog de ‘Kartoffelkeller’, waar voedsel voor de kampbewoners werd ingekuild.
In de buurt van Blechhammer bevindt zich de ruïne van een SS-hospitaal en een bunker. Kamp uitlopen en op de straat Spacerowa naar rechts (weg van de spoorlijn). Na 220 meter kruising links (zandweg) en dan na 130 meter aan de linkerzijde de resten van het Szpital. Aan het zandpad aan de andere kant van de weg Spacerowa een bunker zoals die ook aan het Judenlager ligt, met originele teksten op de muren. Het complex ligt dus op zo’n 350 meter van het kamp.
In 1943 en 1944 kwam een einde aan de zelfstandigheid van het Schmelt-imperium. Sommige kampen werden gesloten). Andere gingen als Nebenlager ressorteren onder Auschwitz of onder Gross-Rosen. Blechhammer waar toen bijna alle nog levende Limburgers verbleven, werd Nebenlager van Auschwitz. De mannen in dat kamp kregen op 1 april 1944 alsnog een Auschwitz-nummer op hun arm getatoeëerd.
—-
Dag 7. Auschwitz-Birkenau.
N.B. Deze dag is geen lunch gepland in een restaurant. Wij krijgen een lunchpakket mee in het hotel. Het programma begint op het perron, de Alte Judenrampe, van waaruit wij gezamenlijk lopen naar Bunker II of das Weiße Haus, waar de meeste West-Europese Joden zijn vergast. Hier eindigt het gezamenlijke programma met een herdenking. Daarna kan ieder naar eigen inzicht een aantal andere plaatsten bezoeken.
Toelichting 19. Auschwitz-Birkenau
Het besluit tot de bouw van het kamp Birkenau (Auschwitz II) werd genomen omdat IG Farben behoefte had aan meer dwangarbeid dan het reeds bestaande Auschwitz I kon leveren. Medio 1941 begon de bouw. Vanaf eind 1941 kreeg Birkenau een functie bij de uitroeiing van Joden en ‘zigeuners’. De eerste transporten Joden arriveerden in mei 1942 (Slowaakse en Silezische Joden die meebouwden aan het kamp).
Birkenau omvatte in 1943 een terrein van 175 hectare, bedoeld voor 100.000 gevangenen. Er werd begonnen met de uitbreiding tot een capaciteit van 160.000 gevangenen.
In het functioneren van Birkenau als vernietigingskamp zijn 2 fasen te onderscheiden:
- Tot 16 mei 1944 kwamen treinen met Joden aan op de Alte Judenrampe. De selectie aldaar werd uitgevoerd door gewone bewakers. Vervolgens gingen de meeste personen te voet of op vrachtwagens naar de ‘primitieve’ gaskamers (Bunker I en II). Tot 20 september 1942 werden de daar vergaste Joden begraven in massagraven; later vond lijkverbranding plaats op roosters in de open lucht. De as werd gestort in de omgeving van de verbrandingsroosters. Dit lot trof vooral Joden uit West-Europa en Griekenland, onder wie vrijwel alle Limburgers.
- Na 16 mei 1944 kwamen de treinen aan IN het kamp op de (Neue) Judenrampe. Daar werd de selectie uitgevoerd door SS-artsen. Vergassing en crematie vond plaats in vier moderne moordinrichtingen (Krematorium II, III, IV en V; Krematorium I was in Auschwitz I). De as werd op veel plaatsen gestort, in moerassen en in de rivier de Wisla. Dit lot trof vooral Joden uit Hongarije en uit de laatste Poolse en Russische getto’s, alsmede de laatste transporten uit Nederland en het zigeunertransport.
In de ochtend volgen we het transport van 28 augustus 1942, met de Limburgse vrouwen en kinderen (de mannen waren in Cosel uit de trein gehaald). Deze weg is afgelegd door alle Nederlandse Joden die tot mei 1944 aankwamen in Birkenau. We lopen van de Alte Judenrampe naar de ‘primitieve’ gaskamer Bunker II of ‘das Weiβe Haus’.
Toelichting 20. Alte Judenrampe en Kartoffelbarakken
De Alte Judenrampe maakt deel uit van een groot spoorwegemplacement, Bahnhof West, met 14-16 sporen, dat dezelfde drievoudige functie had als het hele Auschwitz-complex: verduitsing, economische ontwikkeling van de regio (IG Farben en andere industrie, landbouw) en Jodenvervolging.
De Judenrampe ligt enkele honderden meters buiten het kamp, maar behoorde wel tot een veel groter gebied, het ‘interessegebied’ van Auschwitz. Hierin lagen de beide kampen Auschwitz en Birkenau, Bahnhof West en het landbouwgebied tussen het spoor en de Wisla. Om dit hele gebied was geen prikkeldraadomheining. Wel stonden er wachttorens, die onmiddellijk werden bemand wanneer er bijvoorbeeld een gevangene was ontsnapt.
Het bestaan van de Alte Judenrampe was onbekend tot in de jaren negentig. Het beeld van Auschwitz werd geheel bepaald door foto’s van de laatste maanden van de gaskamers en door bekende films. De Judenrampe is pas in 2005 ingericht als Memorial Site door een Frans comité onder co-voorzitterschap van Simone Veil (ex-voorzitter van het Europees parlement en overlevende van Auschwitz) en van Beate Klarsfeld. Echter de plaats die nu staat aangeduid is niet exact de juiste: de rail van het spoor waar de Joden moesten uitstappen, ligt enkele tientallen meters verder in oostelijke richting van het nog steeds gebruikte goederenstation.
Op de Judenrampe kwamen ruim 0.5 miljoen Joden aan, van wie 55.000 Nederlanders. 43.000 van hen kwamen aan vóór maart 1943 (het begin van de transporten naar Sobibor). Na de Sobibor-periode arriveerden nog 10.000 Nederlandse Joden op de Alte JudenRampe. Alleen de drie laatste transporten uit Westerbork kwamen aan op de (neue) Judenrampe binnen het kamp. Van de 55.000 Nederlanders werden er 18.000 in het kamp ingeschreven, de overige werden bij aankomst vergast. Uit het ‘Limburgse’ transport van 28 augustus 1942 waren de mannen van tussen 15 en 50 jaar reeds in Cosel uit de trein gehaald. Bij de selectie in Birkenau werden slechts vijf jonge vrouwen voor werk geselecteerd, alle 200 overige Limburgers gingen dezelfde dag naar de gaskamer.
Op de Judenrampe werd bij het uitladen en de selecties veel geweld gebruikt. Joodse Sonderkommando’s werden gedwongen hierbij te helpen. De aankomst was meestal in de nacht bij het licht van intimiderend felle schijnwerpers. Er waren meestal twee selecties door SS-bewakers. Eerst werden de mannen gescheiden van vrouwen en kinderen; vervolgens vond een ruwe selectie van beide groepen plaats om de arbeidsgeschikten te scheiden van degenen die meteen zouden worden vermoord. Het aantal ‘arbeidsgeschikten’ was sterk afhankelijk van de op dat moment bestaande behoefte aan dwangarbeid. De selectie werd soms ondersteund door een redevoering ‘ter geruststelling’ met de globale inhoud: “Wij bepalen nu wie sterk genoeg is om te voet naar het kamp te gaan”. De voor werk geselecteerden gingen te voet naar het kamp. De voor vergassing bestemden vanaf september 1942 meestal per vrachtwagen.
Soms verliep de aankomst van een trein ook anders. Berucht is de gewelddadige manier waarop de trein uit Apeldoorn op 24 januari 1943 werd ontvangen. Alle meer dan duizend patiënten uit de psychiatrische instelling Het Apeldoornsche Bosch (onder wie acht Limburgers) en hun verzorgenden werden zonder selectie en met veel geweld in vrachtwagens gesmeten en naar de gaskamers gereden (beschreven door Rudolph Vrba). In het begin van september 1942 was er oproer uitgebroken in een trein die afkomstig was uit Silezië. Bij aankomst op de Judenrampe werden de wagons één voor één geopend en alle inzittenden werden met machinegeweren neergemaaid.
Niet alle voor werk geselecteerde Joden gingen naar kamp Birkenau. De vrouwen uit de eerste transporten gingen te voet naar Auschwitz I omdat het Frauenlager van Birkenau toen nog niet klaar was. Honderden vrouwen werden uitgezocht voor medische experimenten in Auschwitz I. Een aantal mannen werd ook naar Auschwitz I gebracht. Andere mannen gingen rechtstreeks naar Monowitz of naar een ander Auβenlager.
Langs het spoor op Bahnhof West staan de resten van de Kartoffelbarakken. Het waren pakhuizen en voedselopslagplaatsen van in de regio geproduceerde producten. Die werden verpakt door Joodse dwangarbeiders, en meestal doorgestuurd naar het Oostfront, soms naar Duitse steden. De uit Auschwitz-Birkenau ontsnapte Slowaakse Jood Rudolf Vrba heeft hier gewerkt en schrijft er uitvoerig over.
Nadat in mei 1944 het perron binnen Birkenau gereed was gekomen bleef Bahnhof West en de Judenrampe fungeren als reserve: treinen uit Hongarije stonden soms dagenlang hier te wachten op hun beurt. Het oude houten perron werd zelfs vervangen door een betonnen platform van 500 meter lengte.
Na het bezoek aan de Alte Judenrampe lopen we naar de fundamenten van de gaskamer Bunker II. Om hier te komen volgen we de in 1944 in gebruik genomen aftakking van de spoorbaan naar het kamp, passeren de ingang van het kamp, het nieuwe perron (de neue Judenrampe), lopen tussen beide Krematoria II en III door en gaan dan over een bospad rechtsaf naar Bunker II. Alleen de fundamenten van Bunker II, die door de SS in 1944 is afgebroken, zijn zichtbaar. Bij Bunker II zullen we kort de slachtoffers herdenken. Onderweg komen we op de kampstraat langs veel belangrijke plaatsen en objecten.
Toelichting 21. De centrale kampstraat
Als wij Birkenau binnen gaan passeren wij een aantal belangrijke gebouwen en objecten:
– De toegangspoort. Deze iconische poort die op elke publicatie over Auschwitz is te zien, dateert in de huidige vorm uit zomer 1943. De meeste Nederlandse gedeporteerden kwamen aan vóór maart 1943. Zij zagen slechts het linkerdeel van de poort. De spoorlijn was nog niet doorgetrokken van de Alte Jodenrampe naar het inwendige van het kamp.
– De kampafdelingen. Het kamp Birkenau bestaat uit diverse aparte afdelingen die van elkaar zijn gescheiden door prikkeldraadversperringen. Elk kampgedeelte had een eigen functie. De kampafdelingen worden meestal benoemd naar de situatie in mei 1944. De meeste barakken van Birkenau waren fabrieksmatig vervaardigde paardenstallen met 750 ligplaatsen voor gevangenen. Het vrouwenkamp links van de kampstraat bestaat uit bakstenen gebouwen zonder vloer en zonder fundering.
– Links van het spoor van vóór naar achter een vrouwenkamp Lager 1a (5 x 8 stenen barakken; in de eerste rij barakken de ‘dodenbarak’) en een mannenkamp Lager 1b (4 x 8). Het vrouwenkamp was pas gereed in september 1942. De eerste in het kamp ingeschreven vrouwen zaten de eerste periode in Auschwitz I. De mannen werden in 1943 overgeplaatst naar het tegenoverliggende Lager 2d. Het oude mannenkamp werd toen ook voor vrouwen bestemd.
– In de dwarsstraat tussen Lager 1a en Lager 1b liggen twee nog bestaande houten gebouwen. Hier werden tot het najaar van 1943 gevangenen ingeschreven, geschoren, ontluisd, gedoucht en kregen zij de bekende gestreepte kampkleding. Vanaf het najaar van 1943 vonden die activiteiten plaats in het stenen gebouw dat de naam Sauna kreeg, dat wij straks zien.
– Rechts van het spoor van vóór naar achter Lager 2a, een ‘quarantainekamp’(1 x 19; Lager 2b, in 1944 het ‘familiekamp’ voor Joden afkomstig uit Theresienstadt (2 x 19); Lager 2c, in 1944 het kamp voor opvang Hongaarse Joden (2 x19); Lager 2d, vanaf 1943 mannenkamp (2 x 19); Lager 2e, vanaf eind 1943 Zigeunerlager, ‘familiekamp’ voor zigeuners (2 x 19); lager 2f, het ziekenkamp (18 barakken). Bij de zigeuners bleven de gezinnen bij elkaar. In het Theresienstadtkamp sliepen mannen en vrouwen in afzonderlijke barakken, maar overdag waren zij bij elkaar; zij werden niet kaalgeschoren.
– Achter het kampgedeelte 2a tot 2f bevindt zich Lager 3 of kamp ‘Mexico’, een kampuitbreiding die nog niet voltooid, maar wel ‘bewoond’ was toen Auschwitz werd bevrijd.
– Het spoorwegperron binnen het kamp was in gebruik vanaf 16 mei 1944. Het was aangelegd voor een snelle afhandeling van een half miljoen Joden uit Hongarije. Er werden hier ongeveer 0.5 miljoen Joden aangevoerd in een half jaar tijd. De selectie gebeurde ‘professioneel’ door SS-artsen. Mensen werden naar de gaskamer begeleid door een Rode-Kruis-wagen die ook de Zyklon B (gekoeld) vervoerde. In die periode na 16 mei 1944 kwamen nog drie transporten uit Nederland (19 mei, 3 juni en 3 september 1944). De ‘zigeuners’ maakten deel uit van het transport van 19 mei.
– Aan het einde van de kampstraat bevinden zich de Krematoria 2 en 3, aan weerszijde van het centrale monument (De Krematoria 4 en 5 zijn verderop, achter Bunker II). In de vier Krematoria werden Joden vergast en aansluitend gecremeerd. Het eerste Krematorium werd in gebruik genomen medio 1943. In Krematorium 2 en 3 was de gaskamer en de uitkleedruimte in de kelder; in Krematorium 4 en 5 op de begane grond. De Krematoria 2 en 3 hadden een capaciteit van 1400, Krematoria 4 en 5 van 800 moorden per dag. Zyklon B werd via een opening in het dak en een pijp in de gaskamer gebracht. De haren van de vrouwen werden afgeknipt en gouden tanden werden verwijderd door een Sonderkommando. Een lijkenlift bracht de dode lichamen naar verbrandingsovens op de eerste verdieping. Vóór Krematorium 2 bevindt zich de ruïne van het pathologisch-anatomisch laboratorium van de beruchte arts Dr. Mengele. Achter Krematorium 4 bevindt zich een waterplasje dat vol ligt met menselijke as. In totaal is in Birkenau 3000 ton menselijke as geproduceerd en deels gestort op het terrein. Een urn met deze as werd in 1977 begraven onder het Auschwitzmonument van Jan Wolkers (het Spiegelmonument) in het Wertheimpark in Amsterdam.
Het laatste Sonderkommando kwam in opstand op 7 oktober 1944. Met behulp van springstof, die was binnengesmokkeld door meisjes die moesten werken in de munitiefabriek van IG Farben, werd Krematorium 4 verwoest. Tweehonderd Joodse gevangenen wisten te ontsnappen via een gat in de omheining van het Frauenlager. Allen werden weer gepakt en gefusilleerd. Na deze opstand kwam een einde aan de vergassingen. De Krematoria werden door de SS vóór de bevrijding met dynamiet verwoest. De ruïnes zijn nog aanwezig.
Wij lopen de hele kampstraat uit, passeren het centrale monument en we lopen tussen Krematorium 2 en 3 door. Via een pad rechtsaf bereiken we na een paar honderd meter het eindpunt van onze herdenkingsreis: Bunker II of das Weiße Haus
Toelichting 22. Bunker II
Bunker II, waar de meeste Nederlandse Joden (en ook de Limburgers die op 29 of 30 augustus 1942 aankwamen) zijn vergast, werd ook ‘das weiβe Haus’ genoemd. Het was een van binnen totaal omgebouwde witgepleisterde Poolse boerderij uit Brzezinka (Duits: Birkenau) met een stro-dak. Aan de andere kant van het pad naar Bunker II liggen de met betonnen muurtjes aangegeven contouren van twee uitkleedbarakken, één voor mannen en één voor vrouwen en kinderen. Bunker II is op het einde van de oorlog gesloopt en de fundamenten zijn in de jaren tachtig opgegraven. Daarbij kwamen de fundamenten te voorschijn van het oorspronkelijke Poolse boerderijtje. Die tonen niet de indeling van de gaskamer Bunker II. Toen in 1942 besloten was dat in dit gebouw mensen zouden worden vergast, werden er vier parallelle gaskamers van ongelijke grootte in gemaakt, met deuren zowel aan de voorkant als aan de achterkant. Totaal konden in de 105 vierkante meter ruimte van de vier kamers 800 mensen tegelijk worden geperst via de vier voordeuren. De ruimten waren voorverwarmd, omdat Zyklon B (blauwzuur) pas bij 20 graden gasvormig wordt. Het Zyklon B werd via een opening in de deuren naar binnen gegooid. Na 20 minuten waren alle mensen dood en werden zij via de achterdeuren door een Joods Sonderkommando naar buiten gesleept. Buiten verwijderde het Sonderkommando de haren van de vrouwen en eventuele gouden tanden. Tot 20 september 1942 (dus ook bij het Limburgse transport) werden de lijken begraven in massagraven, waaruit ze na 20 september weer werden opgegraven. Vanaf die datum werden lijken verbrand op roosters in de open lucht. De as werd verstrooid op het terrein achter Bunker II. Bunker II is in 1944 opnieuw in gebruik genomen als gaskamer of (toen in de nazomer van 1944 de voorraad Zyklon B dreigde op te raken) als uitkleedruimte voor Joden die in de open lucht werden geëxecuteerd met een nekschot.
Na een korte herdenking bij de plaats waar Bunker II was, eindigt het gezamenlijk deel van de reis. Maar er resteert nog voldoende tijd om op eigen gelegenheid een aantal zaken in kamp Birkenau te bezoeken.
Toelichting 23 Enkele tips voor een verder bezoek
– Juist voor wij Bunker II bereikten, zijn we een grote waterzuiveringsinstallatie gepasseerd. De ontbindende lichamen van begraven slachtoffers en de open riolen zorgden voor een ernstige stankoverlast en voor vervuiling van water en bodem. Kampcommandant Höss nam twee maatregelen: hij liet de reeds begraven lichamen in september 1942 opgraven en verbranden; en hij liet deze zuiveringsinstallatie voor het rioolwater bouwen.
– Achter Bunker II loopt het pad verder naar de Sauna. Hier werden vanaf de herfst van 1943 de voor werk geselecteerde mensen ingeschreven. Zij ondergingen hier diverse fysieke en administratieve behandelingen, waaronder ontluizing, kaalscheren en tatoeëren. Hun kleren werden vervangen door gestreepte gevangeniskleren. Deze ‘Sauna’ is de derde plaats in Auschwitz waar deze activiteiten plaatsvonden. Eerder gebeurde dat in het gebouw dat nu ontvangstgebouw is van Auschwitz I, en later in Birkenau, in de twee houten gebouwen aan weerszijde van de straat tussen Lager 1a en 1b.
– Tegenover de Sauna stonden de 30 barakken van Kanada II. Begin 1943 werden de geroofde goederen niet langer opgeslagen op de Industriehof bij Auschwitz I, maar in deze 30 barakken. De hier aangetroffen geroofde goederen en menselijke overblijfselen (haren, protheses) liggen nu in de museumbarakken 4 en 5 van Auschwitz I.
– Iets verderop bevinden zich de Krematoria 4 en 5. Krematorium 4 is op 7 oktober 1944 door leden van het Sonderkommando tot ontploffing gebracht. Achter Krematoriun 4 is de ‘asvijver’, een moeras waar gedurende een bepaalde periode menselijke as is gestort. Als het water laag staat, is de zwarte grond op de bodem te zien.
– Als men het pad tussen Krematoria 4 en 5 volgt, heeft men rechts de achterzijde van Lager 2, en links het nooit voltooide Lager 3 of ‘Mexico’. Aan het einde van het pad, aan de overzijde van de verharde weg, staat de parochiekerk van Brzezinka (Birkenau). Deze is gevestigd in de voormalige Kommandantur, het kantoor van de commandant van Birkenau. Voor de vierde keer tijdens onze reis is dit een voorbeeld van de ‘christianisering’ van de Holocaust in Auschwitz. Eerder bezochten wij het monument in Monowitz (kruisbeeld zonder vermelding van Joden), het voormalige Karmelklooster in de opslagplaats van Zyklon B bij Auschwitz I, en het pelgrimsoord van Maksimilian Kolbe in barak 11 van Auschwitz I.
– De meeste barakken in Lager 2a, het ‘quarantainekamp’ zijn ingericht als tentoonstellingsruimte waarin diverse aspecten van het kampleven worden getoond.
– In Lager 1a (het Frauenlager vlak bij de ingangspoort) is de vierde barak in de eerste rij het ‘Dodenblock’. Die is meestal geopend (als tenminste de restauratie is voltooid tijdens ons bezoek). In Birkenau vonden periodiek ziekenselecties plaats. Vrouwen die niet langer bruikbaar waren voor dwangarbeid, werden dan opgesloten in deze barak in afwachting van hun vergassing.
—-
Dag 7 Busrit naar ons hotel in de buurt van Berlijn
Dag 8 Bezoek aan het Haus am Grossen Wannsee bij Potsdam. Thuisreis naar Venlo.
Toelichting 24. De Wannsee-conferentie.
De beruchte Wannsee-conferentie vond plaats op 20 januari 1942. Er wordt vaak ten onrechte gedacht dat hier werd besloten tot de moord op alle Europese Joden. Dit besluit was echter al eind 1941 genomen door Hitler.
De conferentie stond onder leiding van Reinhard Heydrich, hoofd van de Duitse politieorganisaties. Ambtelijk secretaris was Adolf Eichmann. De 15 deelnemers aan de conferentie waren hoge ambtenaren van politie-organisaties, de SS, de nazi-partij NSDAP, ministeries en sommige bezette gebieden.
Het doel van de conferentie was:
- Het maken van concrete afspraken over de uitvoering van de massamoord (de logistiek).
- Vaststellen dat de leiding hierbij zou liggen in handen van de SS.
- Het bijpraten van alle instanties over de gang van zaken, waardoor alle instanties medeplichtig werden gemaakt.
- Precies vaststellen wat er zou moeten gebeuren met speciale groepen Joden: de ouderen, de oud-strijders van de Eerste Wereldoorlog, Joden met de nationaliteit van bondgenoten en van oorlogvoerende landen, Joden die waren gehuwd met niet-Joden en mensen van gemengde afstamming (Mischlinge).
- Op de conferentie werd besloten tot de stichting van het Altersghetto Theresienstadt.
Herman en Annelies van Rens
Literatuur
Als u meer wilt lezen het volgende advies:
Over de geschiedenis van de Holocaust algemeen: Dieter Pohl, Holocaust. Massale moord op de Europese Joden (Zutphen 2010).
Wij volgen speciaal de weg van het ‘Limburgse’ transport van 28 augustus 1942. U vindt dit beschreven in ons boek: Herman van Rens, Vervolgd in Limburg. Joden en Sinti in Nederlands-Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog (Hilversum 2013) blz. 120-153.
Voor een samenvatting van de geschiedenis van de vervolgingen in het bezette deel van de Sovjet-Unie verwijzen wij naar het artikel ‘Holocaust by Bullets’ op deze website.
Een goed overzicht van de gebeurtenissen in het Generalgouvernement Polen en Operation Reinhard geeft het recente Duitstalige boek: Dariusz Libionka, Die Ermordung der Juden im Generalgouvernement (uit het Pools vertaald, Berlijn 2021)
Een goede algemene inleiding op het kamp Auschwitz: Sybille Steinbacher, Auschwitz, een geschiedenis (Utrecht 2005).
Een goede geschiedenis van Auschwitz is: Robert Jan van Pelt en Debórah Dwork, Auschwitz van 1270 tot heden (Amsterdam 1997).
Een mooi boek met veel fotomateriaal: Hans Citroen, Auschwitz-Oswiecim (Rotterdam 2011). In dit boek heeft de auteur, samen met zijn in Auschwitz geboren en inmiddels op jonge leeftijd overleden Poolse geliefde Barbara Starzynska, op een heldere manier beschreven en gefotografeerd hoe Auschwitz zich ontwikkelde, en op welke manier de herinnering in de loop der jaren is veranderd en soms vervalst.
Het Auschwitz Album (Zutphen 2005), het beroemde fotoalbum van de aankomst van het Hongaarse transport eind mei 1944 in Birkenau.
In: Rudolf Vrba, Ik ontsnapte uit Auschwitz (Utrecht 2012) beschrijft deze ooggetuige van de Holocaust het dagelijks leven in Auschwitz I, en het werken in IG Farben en in de Kanadabarakken.
Arnon Grunberg, Bij ons in Auschwitz. Getuigenissen van overlevenden van Auschwitz. Veel aandacht voor de Sonderkommando’s in de gaskamers.
Primo Levi, Is dit een mens? Is het beroemde boek van de Italiaanse overlevende van Auschwitz-Monowitz. Het boek beschrijft indringend het leven en sterven in Monowitz.
Over Cosel en de werkkampen in Silezië: Herman van Rens en Annelies Wilms, Tussenstation Cosel. Joden uit West-Europa naar dwangarbeiderskampen in Silezië 1942-1945 (Hilversum 2020).
Tadeusz Panciewicz, Krakow Ghetto Pharmacy (Krakow 2013, Engelstalig) Dit is het boek van de apotheker in het getto van Krakau. Het is een zeer volledige beschrijving van het lot van de Joden in Krakau.