Historische achtergrond
In de periode tussen 29 augustus 1942 en 10 december 1942 werden 18 deportatietreinen met Nederlandse Joden uit het Durchgangslager Westerbork, die op weg waren naar het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau, tot stilstand gebracht in het stadje Cosel in Opper-Silezië. In totaal ongeveer 3500 joodse mannen en jongens in de leeftijd van 15 tot 50 jaar werden hier met geweld gescheiden van hun gezinnen, en te werk gesteld in joodse dwangarbeiderskampen in de regio. Minder dan 200 van hen keerden na de bevrijding terug naar Nederland. In dezelfde periode werden ook 15 treinen uit Drancy en Pithiviers (Frankrijk) en 6 treinen uit Mechelen (België) in Cosel tot staan gebracht.
Onder de Nederlandse joodse slachtoffers tijdens de Tweede Wereldoorlog is de ‘Cosel-groep’ in omvang de derde, kleiner dan de groepen die werden gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau en Sobibor, maar groter dan de groepen slachtoffers van deportaties naar Mauthausen, Bergen-Belsen en Theresienstadt. Toch is over het lot van deze mensen in de Nederlandse en de internationale Holocaustliteratuur nog zeer weinig onderzocht en geschreven.
De Limburgse historicus Herman van Rens deed onderzoek naar de vervolging van Joden en Sinti in Limburg (proefschrift: Vervolgd in Limburg. Joden en Sinti in Nederlands-Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog, Hilversum 2013). Hij stuitte daarbij op het tot dan onbekende feit dat de meeste Limburgse mannen uit de genoemde leeftijdsklasse in Cosel uit de trein zijn gehaald. De meesten van hen maakten deel uit van het transport dat op 28 augustus vertrok uit Westerbork. Dit was toevallig de eerste trein die in Cosel moest stoppen. Het was in Nederland niet mogelijk om meer informatie te vinden over de precieze plaats van het bewuste station in Cosel, en over de vraag of de plek nog zichtbaar aanwezig is. Van Rens deed, samen met zijn echtgenote lokaal onderzoek. Cosel, dat vóór de oorlog een Duits stadje was, ligt nu in Polen, en maakt deel uit van de regiogemeente Kedzierzyn-Kozle. Uit gesprekken met oudere bewoners van die plaats bleek dat de West-Europese transporten met Joden waren aangekomen op een klein goederenstation. Dit goederenstation is sedert 1942 niet wezenlijk veranderd, evenmin als het 300 meter meer naar het westen gelegen personenstation. Het personenstation is nog steeds als zodanig in gebruik; het goederenstation ligt leeg en maakt een verwaarloosde indruk. Aan niets ter plaatse is te zien welke dramatische gebeurtenissen zich hier tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben afgespeeld, en welke grote betekenis zij had voor de Nederlandse (en Franse en Belgische) Holocaustgeschiedenis.
Om die reden nam een groep Limburgers, die samen met Van Rens onder meer Cosel hebben bezocht, het initiatief om de plek te markeren met een plaquette en een informatiepaneel. Er werd een ‘Stichting Gedenkteken Jodentransporten naar Cosel’ opgericht, onder voorzitterschap van Ralf Krewinkel, burgemeester van Heerlen. De Limburgse Commissaris van de Koning, Theo Bovens, legde namens de Stichting contact met het gemeentebestuur van Kedzierzyn-Kozle, met het verzoek medewerking te verlenen aan het initiatief. Dit gebeurde vanuit de overtuiging dat de provincie Limburg een bijzondere band heeft met de plaats, omdat de Limburgers de eerste ‘Coseljoden’ waren, en omdat de meerderheid van de Limburgse joodse mannen van 15 tot 50 jaar in Cosel uit de trein is gehaald.
Ondertussen zijn alle vereiste toestemmingen verkregen. De gemeente Kedzierzyn-Kozle steunt het initiatief van harte. De Poolse Spoorwegen, eigenaar van de gebouwen, gaf toestemming tot het aanbrengen van plaquette en informatiepaneel.
Wij hopen het gedenkteken te kunnen onthullen op 2 september 2016.
De uitvoering
Aan de zijwand van het bestaande goederenstation (zie foto’s), precies op de plaats waar de Joden uit de treinen zijn gehaald, worden zes plaquettes aangebracht in het Pools, Nederlands, Frans, Engels, Duits en Hebreeuws. De tekst op de plaquette luidt in het Nederlands:
“Van 28 augustus tot 10 december 1942 werden op deze plaats ongeveer 9.000 Joodse mannen en jongens van diverse nationaliteiten gedwongen uit te stappen uit de deportatietreinen, die op weg waren van Westerbork (Nederland), Drancy en Pithiviers (Frankrijk) en Mechelen (België) naar Auschwitz. Zij werden verspreid over talloze dwangarbeiderskampen. De meesten overleefden de Holocaust niet.”
Vóór het nog steeds gebruikte personenstation (zie de foto’s), dat meer ligt in de looplijnen van de bevolking, komt een informatiepaneel in dezelfde zes talen. In het Nederlands:
“Op het goederenstation van Cosel, dat zich op 300 meter ten oosten van deze plaats bevindt, stopten in de periode van 28 augustus tot 10 december 1942 deportatietreinen met Joden op weg naar het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. De treinen waren afkomstig van Drancy en Pithiviers (Frankrijk), Westerbork (Nederland) en Mechelen (België). SS-Oberführer Albrecht Schmelt, door Heinrich Himmler belast met de inzet van buitenlandse arbeidskrachten in Opper-Silezië, had toestemming Joodse mannen tussen 15 en 50 jaar uit de treinen te halen. Ongeveer 9.000 mannen en jongens werden hier wreed van hun gezinnen gescheiden. Zij werden verspreid over een groot aantal kampen, die behoorden bij de Organisation Schmelt in Silezië en omgeving. De grootste van deze kampen was Blechhammer (Blachownia). Vanaf 1943 werden de ongeveer 165 kampen ofwel gesloten, ofwel veranderd in subkampen van bestaande concentratiekampen. Veel van de jongens en mannen kwamen om tussen 1942 en 1944 in dwangarbeiderskampen van de Organisation Schmelt. Anderen stierven in 1944 en 1945 in concentratiekampen of gedurende ‘Dodenmarsen’. Van de 9.000 mannen overleefden er slechts tussen 700 en 900 de oorlog.”