Samenvatting boek ‘Tussenstation Cosel’

Voor de radio over het uitkomen van ons boek 'Tussenstation Cosel'. U kunt het interview hier terug luisteren. U kunt het boek op deze website bestellen.

 

In de periode tussen 29 augustus 1942 en 10 december 1942 werden 18 deportatietreinen met Nederlandse Joden uit het Durchgangslager Westerbork, die op weg waren naar het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau, tot stilstand gebracht in het stadje Cosel in Opper-Silezië. In totaal ongeveer 3400 Joodse mannen en jongens in de leeftijd van 15 tot 50 jaar werden hier met geweld gescheiden van hun gezinnen, en te werk gesteld in Joodse dwangarbeiderskampen in de regio. Minder dan 200 van hen keerden na de bevrijding terug naar Nederland. In dezelfde periode werden ook 15 treinen uit Drancy en Pithiviers (Frankrijk) en 6 treinen uit Mechelen (België) in Cosel tot staan gebracht.

Het boek gaat vooral over de in totaal 9.600 mannen en jongens die in Cosel werden gescheiden van hun geliefden en met geweld uit de deportatietreinen werden gehaald. De nazi’s beroofden hen eerst van hun families, stalen vervolgens hun arbeid en namen daarna hun leven. Zij mochten nog een tijd fysiek doorleven, omdat zij economische waarde hadden. Zodra dwangarbeid hen ‘waardeloos’ had gemaakt, wachtte hun de dood.

Men kan de transporten naar Cosel alleen begrijpen als zij worden gezien in een ruimere context. In het eerste hoofdstuk zullen we betogen dat dwangarbeid een wezenlijk kenmerk was van het Derde Rijk. Dat geldt in het bijzonder voor dwangarbeid door Joden. Wij beschrijven de motivatie, het doel en de omvang van deze moderne slavernij. In hoofdstuk 2 komt de specifieke ontwikkeling van de Joodse dwangarbeid in Silezië aan de orde. Onder de energieke leiding van Albrecht Schmelt werden daar tienduizenden Joden uitgebuit buiten de ‘normale’ instellingen van de SS-organisatie om. Wij beschrijven hoe het beleid van Schmelt school maakte en hoe zijn ‘verdienmodel’ van dwangarbeid later werd overgenomen door het Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt (WVHA), de economische hoofdafdeling van de SS.

Gedreven door een tekort aan Joodse slaven, verwierf Schmelt het recht om 10.000 mannen te selecteren uit treinen die met Joden uit Frankrijk, België en Nederland op weg waren naar Auschwitz. Hoofdstuk 3 beschrijft de 39 treinen waarvan de inzittenden in Cosel door medewerkers van Schmelt aan een selectie werden onderworpen. Wij gingen na waar die treinen vandaan kwamen, welke passagiers zij vervoerden, hoe zij in Cosel stopten en op welke manier de selecties daar plaatsvonden.

De volgende hoofdstukken beschrijven de gang van de 9.600 mannen en jongens door de archipel van werkkampen van de Organisation Schmelt in Silezië. Allen maakten kennis met het kampleven in een der doorgangskampen of Durchgangslager. Die kennismaking wordt besproken in hoofdstuk 4. Daarna werden zij overgeplaatst naar een of meer van de 200 werkkampen in zowel Opper- als Neder-Silezië. Deze worden besproken in hoofdstuk 5. Speciale aandacht gaat in dit hoofdstuk uit naar een grote groep mannen die in november 1943 alsnog vanuit hun werkkamp werden gedeporteerd naar Birkenau. Uitvoerig staan wij in hoofdstuk 6 stil bij Blechhammer, het grootste en belangrijkste kamp van de Schmelt-organisatie.

Daarna beschrijven wij in twee hoofdstukken op een thematische manier het leven in de kampen. In hoofdstuk 7 komt de abnormale kampsamenleving aan de orde. De Duitse leiding en bewaking en de manier waarop zij de gevangenen behandelden, mishandelden en vermoordden, krijgt de nodige aandacht, evenals de moeilijke en ambivalente positie van de Joodse kampelite. Hoofdstuk 8 laat zien hoe Joodse gevangenen probeerden te overleven door elkaar te helpen en te steunen, door op de hoogte te blijven van het nieuws, door te proberen contacten te onderhouden met mensen buiten het kamp, met thuis of met vrienden in het thuisland, met vrije contractarbeiders of Poolse burgers en met andere gevangenen die in een betere positie verkeerden dan de Joden. Wij bespreken hoe men probeerde ‘gewone’ mensen te blijven door contacten te leggen met vrouwelijke gevangenen. Sommigen bleven in het kamp trouw aan God. Velen hielden zich staande door het beoefenen of het genieten van kunst en cultuur. Meer dan 90 procent van de gevangenen kon echter het leven niet vasthouden. Wij bespreken hun ziekten, de ziekentransporten naar Auschwitz, hun dood en – voor zover daarvan sprake was – hun begrafenis.

            In hoofdstuk 9 komt de laatste grote beproeving aan de orde: dodenmarsen van uitgeteerde en dodelijk vermoeide gevangenen in westelijke richting, voor de oprukkende Russische legers uit. Wij gaan in op het algemene karakter van die evacuaties in 1945 en beschrijven vervolgens enkele van die dodentochten waaraan veel Cosel-mannen deelnamen. In de slotbeschouwing vatten wij enkele conclusies uit ons onderzoek samen.