De Joodse transporten naar Cosel
In de periode tussen 29 augustus 1942 en 10 december 1942 werden 18 deportatietreinen met Nederlandse Joden uit het Durchgangslager Westerbork, die op weg waren naar het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau, tot stilstand gebracht in het stadje Cosel in Opper-Silezië, ongeveer 100 km ten westen van Auschwitz. In totaal ongeveer 3500 joodse mannen en jongens in de leeftijd van 15 tot 50 jaar werden hier met geweld gescheiden van hun gezinnen, en te werk gesteld in joodse dwangarbeiderskampen in de regio.
Annelies en Herman van Rens deden onderzoek naar de vervolging van Joden en Sinti in Limburg . Zij stuitten daarbij op het tot dan onbekende feit dat de meeste Limburgse mannen uit de genoemde leeftijdsklasse in Cosel uit de trein zijn gehaald. De meesten van hen maakten deel uit van het transport dat op 28 augustus vertrok uit Westerbork. Dit was toevallig de eerste trein die in Cosel moest stoppen.
Cosel, dat vóór de oorlog een Duits stadje was, ligt nu in Polen, en maakt deel uit van de regiogemeente Kedzierzyn-Kozle. Op het goederenstation van Cosel stopten in de periode van 28 augustus tot 10 december 1942 deportatietreinen met Joden op weg naar het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. De treinen waren afkomstig van Drancy en Pithiviers (Frankrijk), Westerbork (Nederland) en Mechelen (België). SS-Oberführer Albrecht Schmelt, door Heinrich Himmler belast met de inzet van buitenlandse arbeidskrachten in Opper-Silezië, had toestemming Joodse mannen tussen 15 en 50 jaar uit de treinen te halen. Ongeveer 9.000 mannen en jongens werden hier wreed van hun gezinnen gescheiden. Zij werden verspreid over een groot aantal kampen, die behoorden bij de Organisation Schmelt in Silezië en omgeving. De grootste van deze kampen was Blechhammer (Blachownia). Vanaf 1943 werden de ongeveer 165 kampen ofwel gesloten, ofwel veranderd in subkampen van bestaande concentratiekampen. Veel van de jongens en mannen kwamen om tussen 1942 en 1944 in dwangarbeiderskampen van de Organisation Schmelt. Anderen stierven in 1944 en 1945 in concentratiekampen of gedurende ‘Dodenmarsen’. Van de 8000 mannen overleefden er slechts tussen 700 en 900 de oorlog.
Het goederenstation is sedert 1942 niet wezenlijk veranderd, evenmin als het 300 meter meer naar het westen gelegen personenstation. Het personenstation is nog steeds als zodanig in gebruik; het goederenstation ligt leeg en maakt een verwaarloosde indruk. Aan niets ter plaatse is te zien welke dramatische gebeurtenissen zich hier tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben afgespeeld, en welke grote betekenis zij had voor de Nederlandse (en Franse en Belgische) Holocaustgeschiedenis.
Onder de Nederlandse joodse slachtoffers tijdens de Tweede Wereldoorlog is de ‘Cosel-groep’ in omvang de derde, kleiner dan de groepen die werden gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau en Sobibor, maar groter dan de groepen slachtoffers van deportaties naar Mauthausen, Bergen-Belsen en Theresienstadt. Toch is over het lot van deze mensen in de Nederlandse en de internationale Holocaustliteratuur nog zeer weinig onderzocht en geschreven.